splitspreuk

Een taaluiting die een splitsing aanduidt in de gedachtenbeweging van diegene die ze uit en er een teweegbrengt bij de toehoorder.

Splitsspreuken zijn allicht één van de redenen waarom het dichotomische denken zo'n grote verspreiding en impact heeft. Een goeie splitspreuk geeft de toohoorder/lezer immers het gevoel dat de ruimte voor hem opengaat, dat daar waar zij eerst enkel het obstakel van de spreekstof ontwaarde, er zich nu een opening bevindt naar uitwegen.

Maar er is meer aan de hand. De uitwegen, de ruimte die een splitspreuk creeert, is een geconsigneerde ruimte, net door haar tweeledigheid. De toehoorder krijgt de ruimte op voorwaarde dat ze reeds betekend is, als keuze betekent, met alle uitsluitingen vandien.

Een koan doet dat niet, die laat het spreken zelf uiteenspatten op het (humane-talige) obstakel en herwint de werkelijkheid in haar originele multicipliciteit in de teweeggebrachte vorkselstaat, die laat het korrelige stelsel van rationaliteiten uiteenspatten om de beweging zélf terug voelbaar te laten gebeuren.

Het is één van de interne paradoxen van het werk van Deleuze dat de gevoeligheid voor de dichotomische uitspraak zo groot is [quotation needed]. Je zou zelfs kunnen beweren dat de spanning van enerzijds de dichotomische neigingen in Deleuze's schriftuur zelf met anderzijds zijn theoretisering van het 'en...en..''-denken in plaats van het categorische 'of...of', een vruchtbeginsel is in de vroege werken, waarvan heel het Capitalisme en Schizofrenie werk een tomeloze uitwas lijkt, en de latere werken een sedimentatieproces, een verzakking terug in de plooien van de filosofische traditie. Zulks zonder de gebruikelijke negatieve connotering van zo'n levensbeschrijving, uiteraard.

Onderzoek moet nog uitwijzen in hoeverre er sprake kan zijn van een geslachtelijke typering van deze bewegingscomplexen (Lacan, Irigaray) , en hoe splitsels en vorksels zich kunnen verhouden tot de poromechanica van Negarestani.